8 Slimme Kamervragen, 7 Teleurstellende Antwoorden van de Minister van Rechtsbescherming

De helft (!) van de civiele vonnissen die door een Nederlandse rechter worden uitgesproken leiden niet tot (volledige) schadebetaling aan de Slachtoffers.

Deze civiele vonnissen worden niet succesvol geëxecuteerd, vaak omdat er geen voor verhaal vatbaar vermogen vastgesteld en aangesproken kan worden.

Opzet

Het gaat vaak om de figuren die een onderneming, een eenmanszaak of een bv hebben, die goedwillende mensen niet betalen en vervolgens gewoon weer overgaan tot de orde van de dag.

Soms zitten zaken op de rand van strafrechtelijke oplichting, maar waarbij je de civiele weg moet gaan bewandelen: Op tv verschijnen echt vreselijke verhalen van mensen, maar ook talloze mensen hebben zich al bij ons aangemeld, die zul je niet allemaal zien uit angst of schaamte. Zij hebben een civiel vonnis, maar vervolgens, omdat ons land te makkelijk is, zal de (moedwillig?) schuldenaar zonder een sluitende wetgeving echt niet gaan betalen.

Gelukkig heeft dit probleem ook de aandacht van onze volksvertegenwoordigers en van diverse politieke partijen getrokken.

Kamervragen

Kamerlid Michiel van Nispen stelde Kamervragen naar aanleiding van een concreet voorval, maar de Minister van Rechtsbescherming (Dhr. Weerwind) probeert zich nog maar weer eens sterk te maken voor de daders. Hij vindt blijkbaar dat de daders nog niet genoeg geholpen worden.

Om de vindbaarheid via zoekmachines te vergroten en de leesbaarheid van dit artikel te verbeteren citeren wij hier de volledige beantwoording van 14 juli 2023. De originele tekst staat natuurlijk op de site van de Tweede Kamer: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2023Z10967&did=2023D32899

Zeer teleurstellende anwoorden van de Minister!

Slachtoffers-Eerst! zal zich bij deze antwoorden dan ook niet neerleggen en gaat door met haar acties om de rechtspositie van Slachtoffers te verbeteren en om hun eigen centen terug te krijgen. De daders verdienen de steun van onze ministers niet!

Vraag en Antwoord

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsartikel van het Brabants Dagblad over een stel dat al vijf jaar aan het procederen is tegen bewezen oplichting voor 141.000 euro dat ook al eerder aandacht heeft gekregen bij Radar en Kamervragen van de PvdA?

Antwoord op vraag 1
Ja.

Vraag 2
Wat vindt u ervan dat na vijf jaar procederen, waarbij twee van de drie daders ook in beeld zijn, het nog niet is gelukt ook maar iets van het verschuldigde bedrag terug te vorderen?  
Antwoord op vraag 2
Ik kan niet ingaan op deze individuele kwestie maar ik begrijp dat het jarenlang moeten procederen om het verschuldigde bedrag terug te krijgen buitengewoon frustrerend is en schrijnende situaties kan opleveren. In z’n algemeenheid merk ik op dat oplichting grote gevolgen kan hebben voor slachtoffers en gedupeerden. Niet alleen financieel maar ook fysiek en emotioneel. Het geeft blijk van een gebrek aan verantwoordelijkheid als de wederpartij in een civiele procedure onder de betalingsverplichting probeert uit te komen. Daarbij is het onrechtvaardig voor de slachtoffers.

Vraag 3
Wat vindt u ervan dat het geld nu moet worden verhaald via civiele procedures?


Antwoord op vraag 3
Als er sprake is van strafbare feiten kunnen slachtoffers aangifte doen bij de politie. Indien het komt tot een strafzaak, hebben slachtoffers van oplichting de mogelijkheid om op basis van artikel 51f uit het wetboek van Strafvordering zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen. Dit betekent dat de strafrechter die oordeelt over het strafbare feit, ook kan oordelen over een schadevergoeding. In de strafzaak is in beperkte mate ruimte en aandacht voor de onderbouwing van een vordering omdat de focus in de strafzaak voornamelijk ligt op het gepleegde strafbare feit. Het kan voorkomen dat de vordering (deels) niet ontvankelijk wordt verklaard. De mogelijkheid bestaat dan voor een slachtoffer om alsnog een civiele procedure te starten. Dit geldt ook voor aangiftes die niet in opsporing kunnen worden genomen. Deze toegang tot de civiele rechter vind ik van belang, zodat betrokkenen kunnen opkomen voor hun rechten. Gedupeerden kunnen met een toewijzend vonnis van de civiele rechter met behulp van de deurwaarder beslag leggen op het vermogen en de bezittingen van de veroordeelde(n). Slachtoffers van oplichting kunnen bij het ontbreken van informatie over de oplichter een verzoek indienen bij de bank om gegevens van de (vermoedelijke) oplichter te verstrekken. Dit kan via de Procedure Naam Adres Woonplaats (NAW)-gegevens Begunstigde bij niet-bancaire Fraude (PNBF). De banken hanteren als voorwaarde dat er aangifte bij de politie is gedaan. De bank zal dan de (vermeende) oplichter eerst vragen vrijwillig het slachtoffer terug te betalen. Wanneer daar na 21 dagen geen gehoor aan is gegeven, mag de bank de NAW-gegevens van de (vermeende) oplichter aan het slachtoffer doorgeven. Met deze gegevens kan het slachtoffer zelf dan een civielrechtelijke procedure voeren om het geld via de rechtbank terug te eisen van de (vermeende) oplichter(s).  

Vraag 4
Vindt u het rechtvaardig dat de slachtoffers nu juist in plaats van dat zij hun geld terug hebben gekregen, juist geld moeten bijleggen in de vorm van proceskosten?


Antwoord op vraag 4
Iedereen, ook slachtoffers en gedupeerden hebben toegang tot het recht. In het recht is het uitgangsprincipe dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen op een ander. Civiel procederen brengt kosten met zich mee, bijvoorbeeld de kosten voor griffierechten, juridische advies en vertegenwoordiging door een advocaat. Deze kosten zijn in beginsel voor rekening van degene die een procedure start. Dit zijn doorgaans verzekerbare kosten, die worden vergoed door een rechtsbijstandsverzekeraar. Bovendien kan de rechter bij een toewijzende vordering de proceskosten voor rekening van de veroordeelde(n) partij kan laten komen. De deurwaarder kan deze kosten verhalen door bijvoorbeeld beslag te leggen. Laatstgenoemde heeft hier voldoende bevoegdheden voor. Ik vind het buitengewoon spijtig als er sprake is van betalingsonwillige veroordeelden en de gedupeerde in feite wordt gedwongen om extra kosten te maken. Ook daarvoor geldt dat de rechter deze aanvullende kosten opnieuw voor rekening van de veroordeelde kan brengen.   Ik werk aan de versterking van de toegang tot het recht. Onderdeel daarvan is het verlagen van de kosten van het starten van een civiele procedure. Zoals aangekondigd in mijn brief van 27 juni jl. over de versterking van de toegang tot het recht werk ik aan de verlaging van de griffierechten voor civiele procedures bij vorderingen onder de €100 000. Daarvoor is structureel €27 miljoen uitgetrokken.[1]

Vraag 5
Vindt u het rechtvaardig dat de slachtoffers nu, geheel begrijpelijk, ook extra hulp hebben ingeroepen voor mentale steun terwijl dit ook veel geld kost?


Antwoord op vraag 5
Nee, dit vind ik evenmin rechtvaardig. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb gezegd kan een delict als oplichting naast financiële gevolgen, ook fysieke emotionele gevolgen hebben. Dat dit extra kosten met zich meebrengt, is buitengewoon spijtig. Indien aangifte is gedaan van een strafbaar feit kunnen slachtoffers voor emotionele en juridische hulp terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Ook worden zij geholpen met de vordering benadeelde partij. Deze hulp is gratis.

Vraag 6
Hoe staat het met de uitvoering van het vervolg van de pilot directe aansprakelijkheid, specifiek op het punt van oninbare civiele vonnissen als uitvoering van de motie van Nispen en Ellian (Kamerstuk 28684, nr. 680)?


Antwoord op vraag 6
Uw Kamer is in februari 2023 nader bericht over de pilot directe aansprakelijkheid. De stand van zaken is dat de pilot door de politie is uitgebreid naar meerdere politie-eenheden. De pilot is eerder opgezet voor de bestrijding van aan- en verkoopfraude met het doel om alternatieve afdoeningen ten behoeve van slachtoffers te verkennen. Bij de uitbreiding van de pilot is als punt van aandacht de «oninbaarheid» van civiele vorderingen benoemd, in lijn met de motie van Van Nispen en Ellian.[2] In de pilot is ook aandacht voor verschillende dadergroepen, zoals geldezels. Uit praktijkervaring van deurwaarders in de pilot blijkt dat ogenschijnlijk oninbare vorderingen toch verhaald kunnen worden, bijvoorbeeld met aflossingsregelingen. Dit biedt een mogelijk perspectief hoe slachtoffers uiteindelijk wel gecompenseerd kunnen worden.

Vraag 7
Ziet u juist ook naar aanleiding van deze heftige casus, het nut en de noodzaak van het instellen van een speciaal fonds voor slachtoffers van oplichting waarna de overheid het geld gaat verhalen op de aansprakelijke persoon of personen?


Antwoord op vraag 7
In lijn met de beantwoording van de Kamervragen van 22 nov 2021 door mijn ambtsvoorganger, ziet het Kabinet geen grondslag voor de overheid om in kwesties als onderhavige een rol te spelen in het innen van schadevergoeding in civiele procedures en evenmin om in dat kader voorschotten te verstrekken. [3] Ik verwijs tevens naar het advies van de Commissie Donner, waarin de Commissie concludeert dat de inning door het CJIB in strafzaken geen ongerechtvaardigde bevoordeling is van deze groep slachtoffers ten opzichte van de slachtoffers die een schadevergoeding via het civiele proces trachten te verkrijgen en daar geen vergelijkbare voordelen genieten. Ook de Commissie Donner stelt in dat verband dat de schadevergoedingsmaatregel bij het strafproces hoort en dat deze als onderdeel van de gehele sanctie moet worden begrepen. In een civiele procedure worden civielrechtelijke vorderingen tussen partijen toegewezen. Dat de schadeveroorzaker niet of niet voldoende in staat is om de schade te vergoeden, rechtvaardigt niet dat de overheid bij een civiel vonnis een rol moet spelen in het verhalen van de schade. Hoe schrijnend dit ook kan zijn voor gedupeerden. Bij de executie van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar. In die hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder voldoende bevoegdheden om ten behoeve van de gedupeerde partij een vonnis gedwongen ten uitvoer te kunnen leggen. Gelet op het vorenstaande zie ik geen aanleiding om een speciaal (voorschot)fonds voor slachtoffers van oplichting in te stellen. Ik heb tijdens het commissiedebat civielrechtelijke onderwerpen op 22 november 2022 toegezegd een reactie te geven op de motie van Van Nispen/Ellian (Kamerstuk 28684, nr. 680). Deze brief volgt na de zomer.

Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is zo’n slachtofferfonds op te zetten voor mensen die bewezen slachtoffer zijn van oplichting?


Antwoord op vraag 8
Nee, ik zie hiervoor geen aanleiding en verwijs naar de beantwoording op vraag 7.  

[1] Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 800

[2] Kamerstukken II 2021/22, 28 684, nr. 680.

[3] Kamerstukken II 2021/22, Aanhangsel, nr. 840.

No comments yet.

Geef een reactie